De “Parijssche Halle” (1927-1938)

  I.   Hoofdman Charles Bonte (1927-1937)

  • Het ontstaan van de Gilde
  • Gasthof “ Karel de Goede”
  • De eerste Eed
  • Een vaandel voor de Gilde
  • Terugval

Het “Oud Handbogenhof” (1938-1980)

  II.  Hoofdman Joseph Van Daele (1937-1961)

  • De Ere-voorzitters
  • De tweede wereldoorlog
  • De Keizersschietingen
  • Het (aangename) leven in de Gilde

  III. Hoofdman Richard Vandekerckhove (1961-1970)

  • Een (mislukte) poging tot doelschieten
  • Nieuwe uitbaters
  • Verbroederingsschietingen met Willem Tell

  IV. Hoofdman André Lanckriet (1970-1994)

  • Tentoonstelling Karel de Goede 1127 - 1977

In de Stijn-Streuvelsstraat 59 (1980-?)

  • Opnieuw nieuwe uitbaters ...
  • Een nieuw lokaal
  • “Koninklijke” Gilde
  • 20 jaar Hoofdman
  • Een unieke traditie: het “mulletje”
  • Gildegezangen ...
  • Mon en Lise
  • Net geen zilveren jubileum

  V.  Hoofdman Jan De Busscher (1995)

  • De aanstellingsceremonie
  • De Eed
  • Sires en Keizers
  • De schietingen
  • Een gouden jubileum
  • Op naar een eeuwfeest

De “Parijssche Halle” (1927-1938)

I. Hoofdman charles bonte (1927 - 1937)

Het ontstaan van de gilde

In 1927 is het in het Brugse reeds mogelijk op staande wip te schieten in de winter, want dan bestaat er al een schutterstoren in de Stationsstraat achter het toenmalige voetbalterrein van Cercle Brugge te Sint-Andries. Een storm vernielt op een nacht deze unieke toren en de rest gaat verloren door de modernisering van de omgeving. Daarnaast zijn er talrijke liggende-wipmaatschappijen.

Een ‘stichtingsakte’ van wat thans de Koninklijke Gilde Karel de Goede is, bestaat er niet (meer). Een groot deel van het archief werd door een ongeval vernield. Volgens mondelinge overlevering zou de Gilde gesticht zijn in 1927 in het hotel “Parijssche Halle”, gevestigd in de Kleine Sint- Amandstraat 6 te Brugge. De toenmalige uitbater is een zekere R. Pauwels, korte tijd later opgevolgd door Odiel Van Rietvelde.

De Gilde wordt opgericht als een winterschuttersvereniging, op de liggende wip, onder de benaming “Karel de Goede Vrienden”. Waarom precies deze voor een schuttersgilde ongebruikelijke naam wordt gekozen proberen we hierna te achterhalen.

Een voor de hand liggende reden zou zijn dat het in 1927 precies 800 jaar geleden is dat graaf Karel de Goede in de Sint-Donaaskerk op de Burg werd vermoord. Dit historische feit wordt dat jaar in Brugge met de nodige luister herdacht. Het lijkt zeer plausibel dat ook de stichters van onze Gilde deze herdenking aangrijpen om hun vereniging te noemen naar de zalige Karel de Goede.

Maar, de werkelijkheid is waarschijnlijk prozaïscher.

Gasthof “Karel de Goede”

De oudste vermelding van een gebouw met de naam “ Parijssche Halle” gaat terug tot 1373. Historici zoals Duclos nemen aan dat daar het natiehuis van de Fransen gevestigd was. Reeds in de 15e eeuw komt het huis in private handen en wordt het een gasthof, dat de naam “Parijssche Halle” behoudt. Begin de jaren 1600 wordt het gebouw eigendom van Pieter Rapaert. Hij is een telg van een bekende Brugse familie die later in de adelstand verheven wordt en zich dan Rapaert de Grass noemt. Zij blijft gedurende meer dan 220 jaar eigenares van de “Parijssche Halle”. Een verre nazaat zal trouwens de bekende hoofdman van de Sint-Sebastiaansgilde Sint-Pieters worden.

In de 19e eeuw wordt het gebouw aanzienlijk vergroot en komt er ondermeer een toneelzaal bij, die verhuurd wordt aan de Koninklijke Maatschappij voor Letterkunde. In 1883 wordt de “Parijssche Halle”, samen met het aanpalende huis verkocht aan brouwer Oscar Van Houtryve. Beide gebouwen worden verbouwd tot hotel en verhuurd.

De uitbaters noemen hun hotel “ Karel de Goede”. Vele Brugse verenigingen hebben er hun standplaats. Het lijkt dan ook logisch te veronderstellen dat de schuttersmaatschappij, die er opgericht wordt, de naam “ Karel de Goede Vrienden” meekrijgt.

Maar ook dat staat niet vast. Volgens sommige bronnen wordt de Gilde immers in 1927 niet opgericht maar heropgericht. Daarnaast blijkt er vroeger in de Geldmunstraat ook een gasthof “Karel de Goede” bestaan te hebben (met een poort in de Gheerwijnstraat). Het Davidsfonds heeft er zijn lokaal tot eind 1883, om nadien naar de “Parijssche Halle” te verhuizen. Het zou dus best mogelijk zijn dat onze Gilde oorspronkelijk opgericht is in dit lokaal en vandaar de naam “ Karel de Goede Vrienden” krijgt. Een en ander vraagt dus om verder onderzoek.

Vermelden we nog dat na de tweede wereldoorlog de “Parijssche Halle” eigendom wordt van Jerome Jonckheere, die het historische pand in 1965 laat slopen.

Zalige graaf Karel de Goede

Karel de Goede, de latere zevende graaf van Vlaanderen, werd in Denemarken geboren, tussen 1080 en 1086. Hij stamde langs moederskant van de Vlaamse gravendynastie af. Zijn moeder was Adela van Vlaanderen, derde dochter van Robrecht I de Fries, die in 1071 graaf van Vlaanderen geworden was. Zij was tussen 1080 en 1083 gehuwd met Knoet IV, koning van Denemarken.

Knoet werd in 1086 vermoord. Adela vluchtte naar Vlaanderen en verbleef er tot ca. 1090 in de buurt van Harelbeke of te Wijnendale.

Nadat zijn moeder hertrouwd was met de hertog van Apulië, bracht Karel zijn jeugdjaren door aan het hof van zijn grootvader, graaf Robrecht I de Fries. Deze werd opgevolgd door zijn zoon Robrecht II en deze op zijn beurt door zijn zoon Boudewijn VII “ Hapken”. Karel de Goede werd zijn vertrouwensman en raadgever. Samen stelden zij een einde aan de gewelddaden en bloedige familietwisten tussen de vooraanstaande geslachten van het graafschap. Boudewijn VII werd in 1119 dodelijk gewond in een veldslag tussen de koning van Engeland en zijn broer, de hertog van Normandië, aan wiens zijde hij streed. Vooraleer te sterven duidde hij Karel de Goede als zijn opvolger aan.

Karel de Goede groeide uit tot een vorst van Europees formaat. In 1123 stuurden de kruisvaarders een delegatie naar Vlaanderen om hem de kroon van het Koninkrijk Jeruzalem aan te bieden. Karel weigerde omdat zijn aanwezigheid in Vlaanderen vereist was. Om dezelfde reden weigerde hij twee jaar later de door de Duitse keurvorsten aangeboden keizerskroon van het Heilig Roomse Rijk.

Als graaf bekommerde hij zich steeds om het lot van de armen en de minderbedeelden. Dit kwam ondermeer tot uiting in 1126 toen er in Vlaanderen een grote hongersnood heerste. Karel trof onmiddellijk maatregelen om aan deze noodtoestand te verhelpen. Hij verbood nog bier te brouwen om het daarvoor normaal gebezigde graan te kunnen aanwenden voor het bakken van brood. In de grafelijke residenties liet hij dagelijks voedsel uitdelen aan de armen.

Zoals zijn voorgangers spande hij zich in om de “Godsvrede” te laten eerbiedigen. Ook trad hij onverbiddelijk op tegen woekeraars die van de hongersnood misbruik poogden te maken. Dit bracht hem evenwel in botsing met Bertulf, de proost van de Sint-Donaaskerk te Brugge. Bertulf behoorde tot de machtige familie van de Erembouds, die als ‘ministerialen” in grafelijke dienst gezag en aanzien verworven hadden. Karel de Goede stelde een einde aan de woekerpraktijken van de Erembouds. Toen ook nog dreigde uit te komen dat de Erembouds van onvrije (horige) afkomst waren, besloten zij de graaf te liquideren. Karel de Goede werd vermoord in de Sint-Donaaskerk op 2 maart 1127. Zijn moordenaars verschansten zich in de kerk doch gaven zich na beleg van enkele weken over. Zij werden ter dood veroordeeld en vanuit de toren van de grafelijk burcht te pletter geworpen.

Na een machtsstrijd tussen de Franse koning Lodewijk VI en de Bruggelingen werd in 1128 Diederik van de Elzas aangesteld als nieuwe graaf van Vlaanderen.

De eerste Eed

In de resten van het archief van de Gilde vinden we een kasboek terug dat aanvangt op 9 november 1928. Het kasboek opent met de volledige ledenlijst bij het begin van het schuttersseizoen 1928-1929. Er zijn reeds 52 betalende Confraters, hetgeen bevestigt dat de Gilde minstens ook reeds het vorige seizoen bestond.

De Gilde staat onder de leiding van een volwaardige Eed, die uit volgende personen bestaat:

  • Hoofdman : Charles (Karel) Bonte, architect in de Kopstraat.
  • Stadhouder : Huygebaert , patissier in de Geldmuntstraat.
  • 1e Deken : Odiel Van Rietvelde, de latere lokaalhouder van de “Parijssche Halle”, toen nog vermeld als drankverkoper uit de Jeruzalemstraat.
  • 2e Deken : Dujardin, uitbater van de “Sirène d’Or” op de Markt.
  • 1e Hofmeester : Van Vooren, patissier in de Academiestraat.
  • 2e Hofmeester : U. Dombrecht, smid in de Beenhouwersstraat.
  • Griffier : 0. Claeys, wonende in de Schouwvagersstraat.
  • Tresorier : R. Pauwels, lokaalhouder.
  • Raadslid: 0. Geschiere, wonende in de Kleine Sint-Amandstraat.
  • Raadslid: M. Driepondt, bakker in de St. Amandstraat.


Onder de gewone leden treffen we nogal wat bekende middenstanders aan: Maurice Leliaert, uitbater van café “ Sportman” op de Markt; Willem Legon, steenhouwer aan het Fort Lapin; Emile Volckaert, spekslager uit de Geldmuntstraat; Maurice Hemeryck, uitbater van café “Telefoon” uit de Hoogstraat; Georges Willaert, eigenaar van Garage “ L’ Abbaye” uit de Smedenstraat; Maurice Van Slambrouck, handelaar uit de Noordzandstraat; Richard en Romain Vandekerckhove van het bekende autocarbedrijf uit de Ezelstraat; Robert Braecke, elektricien uit de Noordzandstraat; G. Neef, juwelier uit de Burgstraat; ... enz. Ook andere bekende figuren treffen we aan bij de eerste leden: bv. Van Renterghem, burgemeester van Assebroek, Van Deyle en Van den Bussche, beiden Schepen van Assebroek, Gaston Schouteete, tandarts uit de Gieterijstraat.

Het kasboek van 1928-1929 geeft ons een idee over de inkomsten en uitgaven in die tijd (en over de muntwaarde). Op 9 november 1928 noteert de Tresorier volgende inkomsten en uitgaven:

  • jaarbijdragen: 25 leden X 25 fr. = 625 fr.
  • inleg voor de schieting: 25 X 3 fr. = 75 fr.
  • betaald voor geldgaaien: 11 fr.
  • aan de klerk ( = de pijlenraper): 5 fr.

Voor de Sireschieting van 16 november 1928 worden volgende inkomsten en uitgaven geboekt:

  • jaarbijdragen: 6 X 25 fr. = 150 fr.
  • inleg voor de schieting: 28 X 3fr. = 84 fr.
  • inleg sireschieting: 17 fr.
  • aankoop gaaien: 74 fr.
  • betaald voor geldgaaien: 15 fr.
  • aan de klerk: 5 fr.

Zo te zien worden de rekeningen toen reeds zeer nauwkeurig bijgehouden.

Het aantal aanwezigen op de schietingen schommelt rond de 25 leden, met uitschieters tot 34 leden. Het boekjaar sluit uiteindelijk af met een bonus van 415,80 fr.

Het seizoen 1929-1930 vangt aan met een grote wildschieting op 29 september 1929. De totale inleg van deze avond bedraagt niet minder dan 826,25 fr. Er wordt voor 637 fr. wild op de wip gezet. Drie weken later vindt de sireschieting plaats. Bij de uitgaven vinden we terug: “ sireprijs: 112,50 fr.”. Op 6 december gaat de schieting van de “simpele leden” door. Er zijn 36 schutters aanwezig. Dit seizoen zijn gemiddeld een 30-tal schutters aanwezig op de wekelijkse schietingen. Er wordt, naast de wildschieting, alleen geschoten voor geldprijzen (“ geldgaaien”).

In het seizoen 1930-31 worden voor het eerst borden (“ tellooren”) aangekocht, die als prijzen op de wip geplaatst worden. Op 3 maart 1931 wordt daarvoor een uitgave van 1934,50 fr. geboekt.

Een vaandel voor de Gilde

De Gilde kent een grote bloei in het seizoen 1933-1934. Het ledenaantal klimt tot niet minder dan 89 Confraters. Naast vele bekende Bruggelingen uit de middenstand vinden we onder nummer 87 van de ledenlijst ook Constant Permeke terug, de bekende expressionistische kunstschilder uit Jabbeke.

De Gilde verrijkt zich in dit seizoen met een vaandel, dat tot op heden nog steeds met zorg bewaard wordt in het schutterslokaal. Op het vaandel is een boogschutter in actie te zien. Wij herkennen er Odiel Van Rietvelde in, de uitbater van de “Parijssche Halle” en toen Tresorier van de Gilde. Verder zien we een medaillon met de zalige Karel de Goede met zwaard en boek. Op de achtergrond bemerken we het Belfort en de Sint-Salvatorskathedraal. In de rechter benedenhoek treffen we het wapenschild van Vlaanderen aan en het jaartal 1933. Volgens mondelinge meedeling van de heer W. Van Rietvelde (zoon van Odiel en toentertijd als jonge knaap pijlenraper van de Gilde) is het ontwerp van de hand van M. Louwagie. De vlag wordt vervaardigd door het kunstatelier Slabbinck. De vlag wordt ingewijd in de Sint-Jacobskerk in aanwezigheid van 60 à 70 leden. Een aantal daarvan wordt vereeuwigd op een foto, genomen voor het portaal van de kerk. Op 21 januari 1934 wordt een bijzondere “vaandelinhuldiging schieting” gehouden, waarop 42 Confraters aanwezig zijn.

Ook de seizoenen 1934-35, 1935-36 en 1936-37 verlopen voorspoedig. De bewaarde aanwezigheidslijsten van de wekelijkse schietingen getuigen daarvan. Gemiddeld zijn er tussen de 25 à 35 schutters present.

Terugval

Het seizoen 1937-38 kent daarentegen een opvallende terugval.

De openingsschieting van 15 oktober, aangeboden door “de lokaalbaas”, begint nochtans veelbelovend met 35 schutters. De week nadien blijkt dit aantal echter terug te vallen tot amper 7 aanwezigen en het verdere seizoen schommelt het aantal schutters tussen de 15 en 20. Vermoedelijk heeft zich op de openingsschieting een incident voorgedaan waardoor een groot aantal leden afgehaakt hebben en dat zelfs aanleiding heeft gegeven tot een splitsing van de vereniging. Het seizoen sluit af op 1 april 1938 met slechts 13 schutters. Zeer toepasselijk vermeldt de griffier in zijn register “schieting overgebleven”.

Al dan niet toevallig valt deze terugval samen met het feit dat er in de “Parijssche Halle” een nieuwe uitbater komt, zekere Victor Depoorter. Deze blijkt er een eigenaardig soort humor op na te houden. Zo schildert hij eens alle konijnen, die als prijs voor de wip bedoeld waren, in het groen... Wellicht konden niet alle leden deze fratsen appreciëren?

Zalige graaf Karel de Goede

Karel de Goede, de latere zevende graaf van Vlaanderen, werd in Denemarken geboren, tussen 1080 en 1086. Hij stamde langs moederskant van de Vlaamse gravendynastie af. Zijn moeder was Adela van Vlaanderen, derde dochter van Robrecht I de Fries, die in 1071 graaf van Vlaanderen geworden was. Zij was tussen 1080 en 1083 gehuwd met Knoet IV, koning van Denemarken.

Knoet werd in 1086 vermoord. Adela vluchtte naar Vlaanderen en verbleef er tot ca. 1090 in de buurt van Harelbeke of te Wijnendale.

Nadat zijn moeder hertrouwd was met de hertog van Apulië, bracht Karel zijn jeugdjaren door aan het hof van zijn grootvader, graaf Robrecht I de Fries. Deze werd opgevolgd door zijn zoon Robrecht II en deze op zijn beurt door zijn zoon Boudewijn VII “ Hapken”. Karel de Goede werd zijn vertrouwensman en raadgever. Samen stelden zij een einde aan de gewelddaden en bloedige familietwisten tussen de vooraanstaande geslachten van het graafschap. Boudewijn VII werd in 1119 dodelijk gewond in een veldslag tussen de koning van Engeland en zijn broer, de hertog van Normandië, aan wiens zijde hij streed. Vooraleer te sterven duidde hij Karel de Goede als zijn opvolger aan.

Karel de Goede groeide uit tot een vorst van Europees formaat. In 1123 stuurden de kruisvaarders een delegatie naar Vlaanderen om hem de kroon van het Koninkrijk Jeruzalem aan te bieden. Karel weigerde omdat zijn aanwezigheid in Vlaanderen vereist was. Om dezelfde reden weigerde hij twee jaar later de door de Duitse keurvorsten aangeboden keizerskroon van het Heilig Roomse Rijk.

Als graaf bekommerde hij zich steeds om het lot van de armen en de minderbedeelden. Dit kwam ondermeer tot uiting in 1126 toen er in Vlaanderen een grote hongersnood heerste. Karel trof onmiddellijk maatregelen om aan deze noodtoestand te verhelpen. Hij verbood nog bier te brouwen om het daarvoor normaal gebezigde graan te kunnen aanwenden voor het bakken van brood. In de grafelijke residenties liet hij dagelijks voedsel uitdelen aan de armen.

Zoals zijn voorgangers spande hij zich in om de “Godsvrede” te laten eerbiedigen. Ook trad hij onverbiddelijk op tegen woekeraars die van de hongersnood misbruik poogden te maken. Dit bracht hem evenwel in botsing met Bertulf, de proost van de Sint-Donaaskerk te Brugge. Bertulf behoorde tot de machtige familie van de Erembouds, die als ‘ministerialen” in grafelijke dienst gezag en aanzien verworven hadden. Karel de Goede stelde een einde aan de woekerpraktijken van de Erembouds. Toen ook nog dreigde uit te komen dat de Erembouds van onvrije (horige) afkomst waren, besloten zij de graaf te liquideren. Karel de Goede werd vermoord in de Sint-Donaaskerk op 2 maart 1127. Zijn moordenaars verschansten zich in de kerk doch gaven zich na beleg van enkele weken over. Zij werden ter dood veroordeeld en vanuit de toren van de grafelijk burcht te pletter geworpen.

Na een machtsstrijd tussen de Franse koning Lodewijk VI en de Bruggelingen werd in 1128 Diederik van de Elzas aangesteld als nieuwe graaf van Vlaanderen.

Het “Oud Handbogenhof” (1938-1980)

II Hoofdman Joseph VAN DAELE (1937 - 1961)

In het seizoen 1938-39 blijkt de Gilde een nieuw onderkomen te hebben: het “ Oud Handbogenhof” in de Baliestraat 6 te Brugge, in de schaduw van de Sint-Gilliskerk. Enkele schutters blijven in de “ Parijssche Halle” doch de meerderheid verhuist naar het nieuwe lokaal, met behoud van de naam “ Karel de Goede Vrienden”, de vlag en de archieven van de Gilde. Zij zullen er gedurende meer dan veertig jaar een gezellig onderdak vinden. Het lokaal wordt dan uitgebaat door Alfons Minnebo, die tevens “rijtuigmaker” is.

Joseph Van Daele is inmiddels Charles Bonte opgevolgd als nieuwe Hoofdman, een functie die hij bijna volle 25 jaar zal uitoefenen (1937 - 1961).

Er wordt een nieuwe Eed aangesteld, met volgende schutters:
  • Hoofdman: Joseph Van Daele
  • Stadhouder: Léon Haest
  • 1e Deken: Prosper De Laere
  • 2e Deken: Silvain Delacourt
  • Tresorier: Alfons Minnebo
  • Griffier: Edward Scharpé
  • 1e Hofmeester: Gaston Schouteete
  • 2e Hofmeester: Maurice Mergaert
  • Sire: L. Godemon
  • Raadslid: Gaston De Pourcq
  • Raadslid: Leopold Sorel
  • Raadslid: A. Blommaert
  • Raadslid: J. Van Lindberg
Onder impuls van Hoofdman Van Daele komt de Gilde stilaan weer tot leven. Het ledenaantal bedraagt in 1938-39 een 40-tal schutters en het aantal aanwezigen op de wekelijkse schietingen neemt gestadig toe.
De Ere-voorzitters
Intussen heeft de Gilde van bij haar aanvang ook een Ere-voorzitter. De eerste Ere-voorzitter is J. Van Houtryve uit de Raamstraat. Wanneer de Gilde “De Parijssche Halle” verlaat wordt hij opgevolgd door gewezen brouwer Jos. Van der Ghote uit de Korte Zilverstraat, die eigenaar is van het nieuwe lokaal. Bij zijn afsterven wordt deze herberg overgenomen door de brouwerij Aigle-Belgica. De nieuwe Ere-voorzitter wordt Henri Waeghemans, die op zijn beurt in het seizoen 1967-68 zal opgevolgd worden, ditmaal door een echte schutter en trouwe Gildebroeder, Wilfried Rammant. Hij zal tot aan zijn dood talrijke jaren een graag geziene en stimulerende Confrater zijn.

De enige bedoeling voor het creëren van de titel van Ere-voorzitter bestaat er blijkbaar in om een milde schenker te vinden. De Ere-voorzitter steunt jaarlijks de Gilde met een financiële bijdrage. In het seizoen 1949-50 vermeldt het kasboek een gift van 1500 fr. De eerstvolgende jaren is dit telkens 1000 fr. Er is ook elk jaar een schieting van de Ere-voorzitter. De prijzen op de pers worden door hem aangeboden. Na het overlijden van Wilfried Rammant komt er een einde aan deze traditie. De laatste schieting van de Ere-voorzitter vindt plaats op 4 november 1983.
De tweede wereldoorlog
Het uitbreken van de tweede wereldoorlog zal het gildeleven volledig verstoren.

Het seizoen 1939-1940 kan nog doorgang vinden. De laatste schieting vindt plaats op 29 maart 1940. Er zijn slechts 16 schutters aanwezig. Tijdens het verder verloop van WO II ligt het gildeleven stil, want dergelijke activiteiten zijn door de Duitsers verboden.

Het gildeleven herneemt pas in 1945. Hoofdman Joseph Van Daele wil zijn Gilde heropbouwen. In september 1946 is er opnieuw een volwaardige Eed met de volgende leden:
  • Hoofdman: Joseph Van Daele
  • Stadhouder: Leopold Sorel
  • 1e Deken: Silvain Delacourt
  • 2e Deken: Léon Haest
  • 1e Hofmeester: Maurice Leliaert
  • 2e Hofmeester: Dr. Houthave
  • Tresorier: Alfons Minnebo
  • Griffier: Edward Scharpé
Een nieuwe Sire zal door een sireschieting moeten aangewezen worden.
De Keizersschietingen
Stilaan groeit de Gilde weer tot een aanzienlijke schuttersvereniging. Onder impuls van Hoofdman Van Daele en in samenwerking met de heer Boute ( van het latere vastgoedkantoor Boute-Steel), de lokaalhouder Alfons Minnebo (die het meeste werk moet verzetten) en André Lanckriet gaat de Gilde de verbintenis aan om een keizerschieting liggende wip te organiseren. Het zal het begin worden van een jarenlange traditie.

Een delegatie gaat op bezoek bij de schuttersgilde te Knokke, waar jaarlijks een dergelijke manifestatie plaats vindt. Met de aldus opgedane kennis wordt een reglement opgesteld voor de inrichting van de “internationale keizerschieting liggende wip voor handboog-schutters”. In die tijd worden uitsluitend houten bogen zonder vizier gebruikt en schiet men met houten pijlen. Er zijn verschillende merken in de handel, maar hoofdzakelijk Belgische. Pijlen komen uit Destelbergen of Lokeren en er bestaan ook echte Brugse pijlen.

Deze keizerschieting wordt internationaal opgevat teneinde ook schutters uit Nederland en Frankrijk aan te trekken. Uit Nederland komen er wel enkele deelnemers maar meestal als lid van een Vlaamse gilde. Uit Frankrijk zouden er evenwel nooit schutters deelnemen.

De schifting wordt uitsluitend gehouden tussen werkelijk dienstdoende Sires of Koningen in het jaar dat de Keizerschieting plaatsvindt. De kandidaten moeten in het bezit zijn van een attest van hun Hoofdman, als bewijs. Dit attest moet gevalideerd zijn door een attest van de Burgemeester van de plaats waar de gilde gevestigd is. De schriftelijke inschrijving vindt op voorhand plaats of van 8 tot 9.30 uur de dag van de schieting zelf. Het is mogelijk ter plaatse te oefenen van 7.30 tot 9.30 uur. De Keizerschieting start om 10.30 uur en duurt tot 12 uur. Daarna volgt eventueel het kampen. Vele schutters die zich vroegtijdig ingeschreven hebben vertrekken terug, na al dan niet geoefend te hebben, om de zenuwen te kalmeren. Een groot deel van de deelnemers gaat zelfs naar de H. Mis in de Sint-Gilliskerk om zich te sterken!

Verschillende jaren na elkaar zijn de ‘verstkomende’ schutters uit Muizen bij Mechelen. Er komt bijna 25 jaar lang een delegatie uit De Panne.

Vermeldenswaard is de enige jubilaris die 25 maal deelneemt : Alberic Boone, voormalig zwemkampioen die verschillende malen zegevierde in de grote zwemwedstrijd Damme-Brugge. Later wijkt hij uit naar Westende om daar als grote vedette op te treden in de “‘Lac au Dames”, een instelling met zijdelingse doorkijk in het zwembad. Boone speelt er met succes trompet onder water. Zijn zoon zou later Hoofdman worden van de schuttersgilde te Westende.

De Keizerschieting heeft plaats na loting onder de kandidaten voor de volgorde van het schieten. Elke deelnemer moet voorzien zijn van 3 pijlen om 3 na-eenvolgende schoten te kunnen geven. Eenzelfde pijl mag tijdens de 3 schoten geen tweede maal gebruikt worden. Wie de hoofdvogel ( met dezelfde afmetingen als een sirevogel) afschiet, komt in aanmerking voor de kamping. De schutter die als enige met de eerste drie pijlen twee- of driemaal de hoofdvogel afschiet, wordt aangeduid als Keizer.

De Gilde krijgt voor haar organisatie bijzonder grote medewerking van het toenmalige gekende Brugs weekblad “Burgerwelzijn”. Al het nodige drukwerk voor de uitnodigingen en de affiches worden gratis geleverd en bovendien schenkt het “Burgerwelzijn” ook de Keizersketting. Deze ketting is een uniek stuk bestaande uit zilveren schakels en een sieraad (voor het graveren van naam en datum) met daaraan een grote zilveren vogel. Ook het Stadsbestuur is de Gilde zeer genegen en schenkt enkele malen de stadsmedaille, die normaliter alleen aan prominenten overhandigd wordt bij officiële ontvangsten. Later schenkt de Stad Brugge telkens een mooi herinneringsbord. Ook door de brouwerij “Aigle-Belgica” wordt een mooie herinneringsprijs overhandigd.

Voor de eerste Keizersschieting heeft de Gilde reeds meer dan 40 deelnemers waarvan er hooguit een tiental in kamping komen. De eerste Keizer is een lid van de Stokkeschutters uit Knokke. Degene die de stadsmedaille bekomt, is een schutter uit Torhout, zekere Bryon, die na een hele ceremonie uit handen van een Schepen van de Stad Brugge het kleinood mag ontvangen.

De Gilde start met de eerste Keizerschieting in 1947 en houdt ermee op in 1972. Door het verdwijnen van het “ Burgerwelzijn” (overgenomen door het “Brugsch Handelsblad”) verliest de Gilde niet meteen de noodzakelijke financiële ondersteuning. Het “Brugsch Handelsblad” zet de traditie voort zodat de Keizerschieting, die elk jaar meer schutters aantrekt, verder ingericht kan worden. Maar waarschijnlijk door het ontbreken van de vereiste kennis van de schutterstradities heeft het “Brugsch Handelsblad” zijn steun ook toegezegd aan een schuttersvereniging in Uitkerke om eveneens een Keizerschieting in te richten. Dit gebeurt uitgerekend één jaar voor het 25-jarig jubileum van de “ enige en echte” Keizerschieting van Karel de Goede. Als een tweede maal door het “Brugsch Handelsblad” steun wordt verleend aan Uitkerke houdt de Gilde Karel de Goede het voor bekeken.

De organisatie in Uitkerke hield het slechts enkele jaren vol, zodat door spijtige naijver een mooie schutterstraditie in het vergeetboek raakt.

Tijdens de 25 georganiseerde Keizerschietingen zijn slechts twee Sires van de Gilde Karel de Goede er in geslaagd zich Keizer te schieten: Firmin Rosseel en Romain Vandekerckhove, zoon van Hoofdman Richard Vandekerckhove. Uiteraard wordt tweemaal uitvoerig gefeest om deze Keizers te vieren.

Volledigheidshalve vermelden wij dat er aan de deelname aan de Keizerschieting ook een voorwaarde verbonden is, bestaande uit de verplichte deelname aan het beschrijf dat dezelfde dag in de namiddag gehouden wordt, de “ Grote Kalkoenschieting”. De kandidaat-Keizers zijn aldus goed omringd door gildegenoten. In de namiddag nemen tot 120 schutters aan de kalkoenschieting deel.

Het zware werk dat aan deze ene dag verbonden is rust op de schouders van de lokaalhouder Alfons Minnebo, die moet instaan voor alle voorzieningen. Zijn troost bestaat in ... het onophoudelijk rinkelen van de kassa!

Om het groot aantal schutters te ontvangen moet men op twee wippen kunnen schieten. Er wordt gedurende zekere tijd een tent opgetrokken boven de bolbaan, die omzoomd is door prachtige oude linden. Verschillende kruinen van deze linden worden opgeofferd zodat er binnen in de tent zou kunnen geschoten worden. Naast het “Oud Handbogenhof” is er nog een herberg, “Batavia” genoemd. Ook daar komt zich een schuttersvereniging vestigen, “De Vrije Burgers”. Gedurende enkele jaren kan de Gilde hun wip als tweede wip gebruiken. “ Batavia” wordt echter verkocht, waarna de herberg gesloten wordt. Gelukkig dat de (inmiddels gesloopte) gemeenteschool Sint-Antonius, rechtover het “ Oud Handbogenhof” , door een terugloop van het aantal leerlingen enkele leegstaande klaslokalen bezit. Deze worden zeer bereidwillig door het schoolbestuur ter beschikking gesteld voor de plaatsing van de tweede wip.

Aan de Keizersschietingen zijn uiteraard vele anekdoten verbonden. Bijvoorbeeld kent men toentertijd nog niet de uit Canada ingevoerde panklare kalkoenen, zodat de Gilde ieder jaar bij de boeren de nodige kalkoenen moet gaan zoeken. Het gewichtsverschil, dat varieert van 7 tot 8 kg levend, bepaalt de waarde van de prijzen. De dieren worden nog levend aan de winnaars overhandigd en, u kunt het raden, dit betekent een waar spektakel bij de prijsuitreiking. Er is ook een kalkoen voor het ‘verstkomend’ peleton van minstens 5 schutters. Onze regelmatige bezoekers uit Muizen (bij Mechelen) zijn schutters die aan de spoorweg werkzaam zijn en die dus met de trein komen. Zij nemen dan ook hun levende kalkoen mee op de trein. Wat een janboel!
Het (aangename) leven in de Gilde
Laten wij nu terugkeren naar de naoorlogse periode. De Gilde Karel de Goede kan steeds prat gaan op de gezellige sfeer die er heerst tijdens de oefen- en prijsschietingen. “Moeder” Paula De Backer is er steeds bij om de gasten te verwennen en om elke vrijdag naast de drank te zorgen voor een klein hapje. Zij is een kundige bereidster van echte pekelharing in het zuur met aardappelen in de schil, de bekende “ kazakken”, die nog even gebakken worden op de buis van de Leuvense stoof. De Confraters zijn luimige mensen die graag een poets bakken. Arthur Maly, loodgietersbaas, is de grootste grappenmaker. Hij heeft steeds een zwaar oud geldstuk in zijn zak dat hij , als de omstanders in een ernstig gesprek gewikkeld zijn, pardoes op de marmeren bierdis laat vallen. Willem Legon speelt gezellige deuntjes op de piano in het lokaal. Maurice Mergaert gaat als groothandelaar in kruidenierswaren elke vrijdag naar de Beurs op de Keizersmarkt in Gent en heeft bij zijn terugkeer dikwijls zijn das averechts aan. Dit belet hem niet als drummer te fungeren door met de vingers of handen op de zijkant van de toog het ritme aan te geven. Zo komt men uiteindelijk tot gezamenlijk gezang, waarbij Maurice Leliaert en dokter Houthave zitten te glunderen bij een goede fles Beaujolais. Maurice is immers de eerste invoerder van deze wijn te Brugge. De Beaujolais komt toe in vaten van 300 á 400 liter. Intussen gaat deurwaarder Edward “Wardje” Scharpé aan zijn “druppeltje” nippen in de keuken want er mag geen sterke drank verkocht worden. Stel je voor, met de gist- en spiritusfabriek op schietafstand! Maurice en Michel Dehaere, bekende cervelat-fabrikanten uit Maldegem schenken af en toe een mulletje, bestaande uit paardebiefstukken, die gratis door moeder Paula van frieten voorzien worden. Wat een leven! Wat een tijd! Dit alles gebeurt nog grotendeels onder het hoofdmanschap van Joseph Van Daele die tot aan zijn overlijden in 1961 het roer stevig in handen houdt.

Er doen zich in die tijd ook allerhande zaken voor waaraan men nu niet meer denkt. In de periode onmiddellijk na WO II bestaat er nog de rantsoenering, waarbij zegels moeten gebruikt worden voor de bevoorrading. Naturaprijzen moeten op de zwarte markt gekocht worden maar de Gilde heeft ook leden-leveranciers. Eén van hen komt uit Oostkamp, echt uit de blauwersstreek tussen land en bos, waar de nachtelijke geweerschoten dikwijls weerklinken. Eens brengt hij een levende gans mee die hij als prijs schenkt. De winnaar is deurwaarder Scharpé maar in de Spanjaardstraat is er geen plaats voor levende ganzen en Alfons Minnebo, de lokaalhouder en tevens Tresorier en dienstknecht, zal zich over het beest ontfermen. Daardoor belandt de gans op het erf tussen de kippen, waar hij nog een aantal jaar geniet van de kostbare zorgen van Alfons. Hij is de schutters zo gewoon geworden dat hij bij het horen van zijn door de schutters geven roepnaam “ Wardje”, steeds met gekwaak antwoordt.

Ook de energievoorziening blijkt soms problematisch. Wat ook de oorzaak is, soms is weken aan een stuk elk verbruik van elektriciteit in cafés, restaurants en zelfs winkels verboden. Hoewel kaarsverlichting in een café romantisch is, kan men bij kaarslicht toch niet schieten. Zo komt het dat de schutters de vensters van de schietbaan afdichten en de wacht houden bij de voordeur omdat rondrijdende politieagenten controle moeten uitvoeren. Dit vermindert natuurlijk de goede luim van de Confraters en de ambiance niet, integendeel, het is een bijkomende attractie.

 

In 1927 is het in het Brugse reeds mogelijk op staande wip te schieten in de winter, want dan bestaat er al een schutterstoren in de Stationsstraat achter het toenmalige voetbalterrein van Cercle Brugge te Sint-Andries.

In 1927 is het in het Brugse reeds mogelijk op staande wip te schieten in de winter, want dan bestaat er al een schutterstoren in de Stationsstraat achter het toenmalige voetbalterrein van Cercle Brugge te Sint-Andries. Een storm vernielt op een nacht deze unieke toren en de rest gaat verloren door de modernisering van de omgeving. Daarnaast zijn er talrijke liggende-wipmaatschappijen.

Titel lorem ipsum dolor sit amet

In 1927 is het in het Brugse reeds mogelijk op staande wip te schieten in de winter, want dan bestaat er al een schutterstoren in de Stationsstraat achter het toenmalige voetbalterrein van Cercle Brugge te Sint-Andries. Een storm vernielt op een nacht deze unieke toren en de rest gaat verloren door de modernisering van de omgeving. Daarnaast zijn er talrijke liggende-wipmaatschappijen.

Titel lorem ipsum dolor sit amet

In 1927 is het in het Brugse reeds mogelijk op staande wip te schieten in de winter, want dan bestaat er al een schutterstoren in de Stationsstraat achter het toenmalige voetbalterrein van Cercle Brugge te Sint-Andries.

In 1927 is het in het Brugse reeds mogelijk op staande wip te schieten in de winter, want dan bestaat er al een schutterstoren in de Stationsstraat achter het toenmalige voetbalterrein van Cercle Brugge te Sint-Andries. Een storm vernielt op een nacht deze unieke toren en de rest gaat verloren door de modernisering van de omgeving. Daarnaast zijn er talrijke liggende-wipmaatschappijen.

II Hoofdman Joseph VAN DAELE (1937 - 1961)

Titel lorem ipsum dolor sit amet

In 1927 is het in het Brugse reeds mogelijk op staande wip te schieten in de winter, want dan bestaat er al een schutterstoren in de Stationsstraat achter het toenmalige voetbalterrein van Cercle Brugge te Sint-Andries. Een storm vernielt op een nacht deze unieke toren en de rest gaat verloren door de modernisering van de omgeving. Daarnaast zijn er talrijke liggende-wipmaatschappijen.